Het eerste wat opvalt aan IJslandse paarden is hun formaat. De meeste IJslanders zijn namelijk tussen de 1.30m en 1.40m groot, met uitschieters naar boven en naar beneden. Op IJsland komen geen andere rassen voor dan IJslandse paarden. Dus iedereen –ook grote mannen- rijdt daar op deze kleine paarden.

Hest heten ze daar eenvoudig –paard. Het woord pony is een Engelse uitvinding en van het idee dat volwassenen niet op pony’s rijden, trekt zich op IJsland niemand iets aan. Gelukkig maar!

Het tweede dat opvalt is het haar. Een IJslander in wintervacht lijkt op een beer, zo lang en dik is de vacht. Ook hebben de meeste IJslanders lange, volle manen en staart. Die worden overigens nooit geknipt!

Andere opvallende kenmerken zijn de kleuren en de gangen. IJslandse paarden komen voor in heel veel verschillende kleuren. Er zijn zwarten, bruinen, vossen en schimmels, maar ook bonten, wildkleuren, isabellen, valken en zilverappels.

De zilverappel kleur is heel bijzonder en heel populair: deze paarden hebben een donkerbruine vacht (als pure chocolade) en witte manen en staart. Ook de wildkleuren, met hun tweekleurige manen, aalstreep en strepen op de benen zijn prachtig.

Behalve stappen, draven en galopperen, kunnen IJslanders tölten. In tölt komen de hoeven in dezelfde volgorde op de grond als in stap, maar het gaat veel sneller. Sommige IJslanders kunnen zo hard tölten dat een ander paard moet galopperen om ze bij te houden!

Een klein deel van de IJslanders kan ook rentelgangen. Dat gaat verschrikkelijk hard en er worden races voor gehouden.

De meeste IJslanders worden bereden door volwassenen. Je moet namelijk aardig goed kunnen rijden om de vijf gangen uit elkaar te kunnen houden en te trainen en veel IJslanders zijn -net als Randalin- heel temperamentvol.

In de omgang zijn IJslanders heel vriendelijk en rustig. Ook zijn ze meestal heel makkelijk in een groep te houden.

 

Bijna alle IJslanders leven het hele jaar buiten. Meestal worden ze in een uitloop met een schuilstal gehouden en komen een paar uur per dag in de wei (van het Nederlandse gras worden ze namelijk snel dik).

IJslandse paarden worden vaak beschreven als eigenzinnig. Je zou ook kunnen zeggen dat ze goed voor zichzelf zorgen! Ze kunnen heel uitgesproken ideeën hebben over dingen en als je niet duidelijk aangeeft wat je wilt, bedenken ze het zelf wel.

IJslandse paarden krijgen IJslandse namen. Het is op IJsland traditie om een mooie en passende naam te bedenken voor een paard. Keuze genoeg! Er worden namen gebruikt uit de Noordse mythologie of een naam die iets zegt over de kleur of de bijzondere eigenschappen van een paard.

Denk bijvoorbeeld aan Lokkadís (Lokkadies) dat ‘fee met mooi haar’ betekent, of Dagur (dat betekent dag) voor een goudkleurige isabel. Of wat vind je van Tandri (vuur) voor een rode vos?

In het begin waren de IJslandse namen ook voor mij nauwelijks uit te spreken, maar na bijna 40 jaar gaat het me een stuk makkelijker af. Voor het boek heb ik alleen eenvoudige namen gekozen zoals Safir (Saffier) en Raudka (rood).

De meeste IJslandse paarden hebben ook een achternaam: dat is de naam van de stoeterij waar ze geboren worden. De stoeterij van Omi heet De Mariahoeve.

Er worden speciale wedstrijden gehouden voor IJslandse paarden. Daar worden de gangen beoordeeld, en dan vooral de tölt en de telgang. Deze wedstrijden worden verreden op een ovaalbaan: dit is een baan van 250 lang en 4 meter breed.

In Nederland zijn ongeveer tien wedstrijden per jaar, verdeeld over het hele land. Eens per jaar zijn er nationale kampioenschappen, en eens in de twee jaar worden de wereldkampioenschappen gehouden, telkens in een ander land. In 2007 en 2023 was de WK in Nederland, in Oirschot.